Zonewerking.

De werking van de 34 hulpverleningszones

De organisatie van de brandweer is tussen 1/1/2015 en 1/1/2016 volledig overgegaan van een gemeentelijke organisatie naar een zonaal systeem. Het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones verdeelt België in 34 hulpverleningszones.

De overgang naar de zones bevatte een heel aantal uitdagingen. De FAQ overgang naar hulpverleningszone op 1 januari 2015 werd gemaakt om de hulpverleningszones hierbij te helpen.

- Contactgegevens van de hulpverleningszones - Update 21/01/2020

- Kaarten van de 34 hulpverleningszones (pdf) - Update 11/2019

Meer informatie over de hulpverleningszones kan je terugvinden in:

Voorgeschiedenis

Voor de hervorming was de brandweer hoofdzakelijk gemeentelijk georganiseerd, met enkele uitzonderingen zoals de Intercommunale d’Incendie de Liège et Environs of de Brandweerdienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hoewel er al bepaalde samenwerkingsverbanden tussen een aantal gemeenten bestonden (b.v. via de gewestelijke groepen), waren die eerder beperkt.

De gasramp in Gellingen in 2004 is een catalysator geweest om de hervorming van de civiele veiligheid op gang te brengen. De zogenaamde Commissie Paulus (naar de toenmalige gouverneur van de provincie Antwerpen die de commissie voorzat) heeft de verbeterpunten en krachtlijnen van de hervorming bepaald. De hervorming van de Civiele Veiligheid heeft drie belangrijke doelstellingen:

  1. een optimale organisatie van de hulpverlening aan de bevolking (‘snelste adequate hulp’)
  2. het vergroten van de veiligheid van burgers en hulpverleners
  3. professionalisering van het werkkader voor de leden van de hulpdiensten, inzake opleiding, materieel, standaard operationele procedures, uniform statuut voor beroepspersoneel enerzijds en vrijwilligers van brandweer anderzijds…

De basisprincipes die gehanteerd worden bij de uitwerking van de hervorming van de civiele veiligheid zijn de volgende:

  • een uniforme werkwijze, waarbij alle brandweerkorpsen (hulpverleningszones) op eenzelfde, efficiënte en veilige manier tussenkomen bij interventies.
  • een doorgedreven samenwerking en efficiëntere taakverdeling tussen hulpverleningszones, en tussen zones en eenheden van de Civiele Bescherming.
  • Innovatie, waarbij de beste middelen, opleidingen, procedures en regelgeving onderzocht worden en best practices uitgewisseld kunnen worden.
  • een uniformisering en herwaardering van het administratief en geldelijk statuut van de beroeps- en vrijwillige brandweermannen.
  • schaalvergroting, met een efficiëntere besteding van budget tot gevolg.

De principes van de organisaties en de werking van de brandweer en de civiele bescherming werden vastgelegd in de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.

De uitvoering van de bepalingen in de wet zijn geleidelijk aan ingevoerd. In eerste instantie moesten de verschillende hulpverleningszones worden afgebakend. Het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones over de hulpverleningszones verdeelt België in 34 hulpverleningszones.

De voorlopers van de hulpverleningszones waren de prezones, die de overgang naar de eigenlijke hulpverleningszones moesten voorbereiden door doelstellingen voorop te stellen. De prezones ontvingen subsidies van de federale overheid.

Sinds eind 2012 kregen de operationele prezones rechtspersoonlijkheid. Hierdoor konden de brandweerkorpsen op het terrein beter en efficiënter samenwerken en de federale dotaties beheren. Als een prezone materieel aankocht, behoorde dit sindsdien toe aan de hele zone en niet langer aan een gemeente. Zij mochten sinds begin 2014 bovendien ook personeel aanwerven.

Met ingang van 1/1/2015 konden alle operationele prezones die er klaar voor waren, beslissen om hulpverleningszone te worden. Zij konden dan partnerovereenkomsten sluiten met andere hulpverleningszones, maar ook met de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, politiezones, provincies… Op 1/1/2016 zijn de laatste prezones officieel hulpverleningszone worden.

Meer informatie over de prezones kan je terugvinden in de FAQ operationele prezones en in de “good practices operationele prezones”.

Wettelijke basis

Nuttige documenten

Belangrijke documenten binnen een hulpverleningszone

De hulpverleningszones moeten een meerjarenbeleidsplan en een operationeel organisatieschema opstellen, rekening houdend met de risico’s in hun zone. De eerste stap hierbij is het opstellen van een risicoanalyse.

Er zijn twee soorten risico’s:

  • terugkerende risico’s zijn gebaseerd op statistieken van incidenten uit de afgelopen jaren. Het gaat hierbij om het aantal branden, dringende geneeskundige interventies en andere dringende en niet-dringende interventies. Hieruit kunnen o.a. risicogebieden afgeleid worden, zoals straten met veel oude gebouwen of industrie.
  • punctuele risico’s zijn natuurlijke, industriële of maatschappelijke risico’s, risicogebouwen of risico’s m.b.t. transport. Enkele voorbeelden hiervan zijn waterlopen, chemische bedrijven, massamanifestaties, ziekenhuizen en spoorwegen.

In het koninklijk besluit van 14 oktober 2013 tot vaststelling van de inhoud en de minimale voorwaarden van de risicoanalyse bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid is vastgelegd hoe de risicoanalyse gemaakt moet worden. Ze moet behalve een beschrijving van het grondgebied steeds een inventaris en evaluatie van de risico’s op het grondgebied van de hulpverleningszone bevatten. Dit wordt aangevuld met kaartmateriaal en de middelen die de zone voorziet om aan deze risico’s tegemoet te komen. De uiteindelijke doelstelling van deze risicoanalyse is om zoveel mogelijk risico’s het hoofd te kunnen bieden door de locatie van de kazernes, de aankoop van het nodige materieel en de rekrutering van beroepspersoneel en vrijwilligers.

Het meerjarenbeleidsplan bevat de visie voor een hulpverleningszone voor zes jaar, onder andere op het vlak van prioriteiten, personeelsbeleid, middelen en posten. De zoneraad stelt dit document op.

Het operationeel organisatieschema bevat de meer concrete doelstellingen, prioriteiten en de praktische werking van een hulpverleningszone, om aan het meerjarenbeleidsplan te kunnen voldoen. De zonecommandant stelt het organisatieschema op.

Richtlijnen inzake archivering

Richtlijnen inzake fiscaliteit

Financiering van de zone

De financiering van de hulpverleningszones

De zones worden gefinancierd door:

  • de dotaties van de gemeenten van de zone;
  • de federale dotaties;
  • de eventuele provinciale dotaties;
  • de vergoedingen van de opdrachten waarvan de Koning de terugvordering machtigt;
  • diverse bronnen.

Wettelijke basis

Nuttige documenten

Boekhouding van de hulpverleningszones

Een koninklijk besluit bepaalt de budgettaire en boekhoudkundige regels die de boekhouding van de hulpverleningszones moeten regelen.

Wettelijke basis

Trimestriële rapportage

Zoneraad en zonecollege

De zoneraad bestaat uit alle burgemeesters van de gemeenten van de zone. De burgemeester is van rechtswege lid van de raad.

Binnen de zoneraad heeft elke burgemeester één stem, behalve bij stemmingen over de begrotingsopmaak, wijzigingen aan de begroting en de jaarrekeningen. In deze gevallen heeft elke burgemeester een evenredig aantal stemmen met de dotatie van zijn/haar gemeente aan de zone. Een koninklijk besluit van 10 juli 2013 legt de berekeningsmodaliteiten vast van het aantal stemmen waarover een zonale adviseur beschikt binnen de raad van de hulpverleningszone.

Een koninklijk besluit van 28 februari 2014 bepaalt bovendien de voorwaarden waaronder een zonale adviseur van een hulpverleningszone die omwille van een handicap zijn/haar mandaat niet alleen kan uitoefenen, zich kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.

De gemeenteraadsverkiezingen zullen een impact hebben op de hulpverleningszones en haar organen.

Impact van de gemeenteraadsverkiezingen op de hulpverleningszones

1) Samenstelling van de organen

Moeten opnieuw samengesteld / aangeduid worden:

  • Zoneraad
  • Zonecollege
  • Voorzitter van zoneraad en zonecollege

De nieuwe organen van de zone moeten alle beslissingen die door de oude organen werden genomen, uitvoeren. Tenzij de nieuwe zoneraad bijvoorbeeld niet akkoord gaat met een retributiereglement, arbeidsreglement, of elke andere beslissing, zoals aangenomen door de oude zoneraad, is het niet de bedoeling dat nieuwe reglementen worden aangenomen.

Artikel 28 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid bepaalt dat het mandaat van de leden van de zoneraad aanvangt de eerste werkdag van de derde maand na de datum van het aantreden van de nieuwe gemeenteraadsleden, tenzij zij rechtsgeldig vroeger bijeengeroepen zijn of ten laatste de eerste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden.

Als de gemeenteraden pas hernieuwd worden in januari van jaar X, zou dit betekenen dat het mandaat als zoneraadslid pas start op de eerste werkdag van april van dat jaar. Dat is geen wenselijke situatie. Om de werking van de zone niet lam te leggen, raden wij ten zeerste aan dat de zoneraad in haar nieuwe samenstelling vroeger bijeen komt, dit op basis van artikel 28 van de wet van 15 mei 2007 dat bepaalt: tenzij zij rechtsgeldig vroeger bijeengeroepen zijn”.

In dit geval moet de zoneraad samengeroepen worden door het zonecollege in zijn oude samenstelling. Het is belangrijk dat het college (oude samenstelling) hier zijn verantwoordelijkheid opneemt.

Indien er een betwisting zou zijn omtrent de verkiezingsuitslag, is de situatie anders. Het mandaat van de zoneraadsleden vangt dan aan ten laatste de eerste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden.

De actuele zoneraadsleden blijven aan tot de installatie van de nieuwe zoneraad, ook als zij geen burgemeester meer zijn (zie art 28, 2de lid van de wet van 15 mei 2007: ‘De leden van de zoneraad blijven hun mandaat uitoefenen tot de installatie van de nieuwe raad’).

Op de eerste vergadering van de nieuw samengestelde zoneraad wordt dan overgegaan tot het verkiezen van de leden van het nieuwe zonecollege (art. 55 en 57 van de wet van 15 mei 2007). Het verkiezen van de leden van het college kan plaatsvinden in openbare zitting en moet gebeuren bij volstrekte meerderheid van de stemmen.

Het mandaat van de oude leden van het college loopt af de dag na de verkiezing van de nieuwe leden (art. 57, voorlaatste lid van de wet van 15 mei 2007). Pas minimaal een dag na de vergadering van de raad waarop de leden van het college worden gekozen, kan er dus een collegevergadering plaatshebben in de nieuwe samenstelling.

Op deze eerste vergadering van het nieuw samengestelde college, wordt dan de nieuwe voorzitter aangewezen (art. 57, derde lid van de wet van 15 mei 2007). Het is belangrijk dat niet wordt gewacht met deze verkiezing. Het is immers de voorzitter die de briefwisseling van de zone ondertekent.

Pas hierna kan een nieuwe raadsvergadering plaatsvinden.

2) Het vastleggen van de gemeentelijke dotaties

De zoneraad moet een akkoord bereiken over de gemeentelijke dotaties, die moeten gestemd zijn in de gemeenteraad vóór 1 november van het jaar X-1 (art. 68, §2 van de wet van 15 mei 2007).

De begroting van de zone moet ten laatste in oktober van het jaar X-1 gestemd worden (art. 89 van de wet van 15 mei 2007).
Aangezien de verkiezingen vallen in oktober van het jaar X-1, zal het niet meer mogelijk zijn om het aannemen van de gemeentelijke dotatie door de nieuwe zoneraad te laten doen. Dit betekent dat de oude gemeenteraden nog een akkoord zullen moeten bereiken over de gemeentelijke dotaties, bij gebreke waarvan de gouverneur zal moeten overgaan tot het vaststellen van de dotatie van elke gemeente (art. 68,§3 van de wet van 15 mei 2007).

In financiële zaken is er in de zoneraad een gewogen stemrecht: de leden beschikken over een gewogen stem in verhouding tot de dotatie van zijn/haar gemeente. Het gewogen stemrecht zal wijzigen en moeten worden vastgelegd door de nieuwe zoneraad. Dit gebeurt echter niet als gevolg van de gemeenteverkiezingen maar louter door de jaarlijkse verplichting tot vaststelling van de gemeentelijke dotaties, die eventueel anders zijn ten opzichte van het vorige jaar

3) Het meerjarenbeleidsplan en het operationeel organisatieschema

Het is belangrijk op te merken dat de zone een nieuw meerjarenbeleidsplan zal moeten opmaken. Het eerste meerjarenbeleidsplan werd opgemaakt naar aanleiding van de start van de zone. Doordat de ambtstermijn van de burgemeesters minder dan zes jaar bedroeg, werd het plan opgemaakt voor de resterende duurtijd van hun ambtstermijn (art. 23 van de wet van 15 mei 2007). Het nieuwe meerjarenbeleidsplan zal voor een duur van zes jaar worden opgesteld.

Het operationeel organisatieschema (art. 22/1 van de wet van 15 mei 2007) wordt opgesteld voor dezelfde duur. Er zal dus ook een nieuw operationeel organisatieschema moeten worden opgemaakt. De twee documenten zijn gelinkt: het operationeel organisatieschema vermeldt alle elementen die verbonden zijn aan de organisatie van de zone en heeft als publiek de operationele en administratieve personeelsleden van de zone. Het meerjarenbeleidsplan is voornamelijk gebaseerd op de strategische doelstellingen van de zone en richt zich voornamelijk tot de leden van de raad. Deze twee documenten zijn complementair en geven een goed overzicht van de zone.

4) Tuchtprocedures

Er moet opgelet worden bij lopende tuchtprocedures. Immers, artikel 269 van het KB administratief statuut bepaalt dat het lid van het college of raad dat niet aanwezig was gedurende alle hoorzittingen voor het college of de raad, naargelang het geval, niet mag deelnemen aan de beraadslaging, noch deelnemen aan de stemming over de uit te spreken tuchtstraf.

Er moet dus op gelet worden dat de lopende tuchtprocedures afgesloten worden en / of dat er eventueel gewacht wordt tot de nieuwe raden en colleges in plaats zijn gesteld om een nieuwe tuchtprocedure op te starten (dit alles met respect voor de termijnen van de tuchtprocedure).

Wettelijke basis

  • Koninklijk Besluit van 10 juli 2013 betreffende de berekening van het aantal stemmen waarover een zoneraadslid beschikt in de raad van de hulpverleningszone. - B.S. 25/07/2013 - Update 12/2015
  • Koninklijk Besluit van 28 februari 2014 betreffende de voorwaarden waarvoor een zoneraadslid van een hulpverleningszone die, ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, zich voor de uitoefening van dit mandaat kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. - B.S. 15/04/2014 - Update 10/2014

Nuttige documenten

Openbaarheid van bestuur

Hulpverleningszones zijn als administratieve overheden onderworpen aan de openbaarheid van bestuur op basis van artikel 32 van de Grondwet. De Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten bracht in 2016 een advies uit over de toepassing van de openbaarheidswetgeving op de hulpverleningszones.

Professor dr. Frankie Schram gaf eveneens in 2016 een toelichting over de beginselen van bestuursrecht voor de hulpverleningszones waarin ook de openbaarheid van bestuur aan bod kwam.

Het advies en de presentatie bij de toelichting vindt u hieronder.

Nuttige documenten

Hervorming
De hervorming van de Civiele Veiligheid (met name brandweer en Civiele Bescherming) heeft drie belangrijke doelstellingen:

  • een optimale organisatie van de hulpverlening aan de bevolking
  • het vergroten van de veiligheid van burgers en hulpverleners
  • professionalisering van het werkkader voor de leden van de hulpdiensten, inzake opleiding, materieel, standaard operationele procedures, uniform statuut van beroeps en vrijwilligers van brandweer…

De basisprincipes die gehanteerd worden bij de uitwerking van de hervorming van de civiele veiligheid zijn de volgende:

  • een uniforme werkwijze, waarbij alle brandweerkorpsen (hulpverleningszones) op eenzelfde, efficiënte en veilige manier tussenkomen bij interventies.
  • een doorgedreven samenwerking en efficiëntere taakverdeling tussen hulpverleningszones, en tussen zones en eenheden van de Civiele Bescherming.
  • Innovatie, waarbij de beste middelen, opleidingen, procedures en regelgeving onderzocht worden en best practices uitgewisseld kunnen worden.
  • een uniformisering en herwaardering van het administratief en geldelijk statuut van de beroeps- en vrijwillige brandweermannen.
  • Schaalvergroting, met een efficiëntere besteding van budget tot gevolg.

In de Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid worden de principes van organisatie en werking van de brandweer en de Civiele Bescherming bepaald. - Update 09/2018

34 hulpverleningszones

De organisatie van de brandweer gaat op 1/1/2016 volledig over van een gemeentelijke organisatie naar een zonaal systeem. Het Koninklijk Besluit over de hulpverleningszones verdeelt België in 34 hulpverleningszones.

Contactgegevens hulpverleningszones - Update 12/02/2019

Kaarten van de 34 hulpverleningszones (pdf) - Update 11/2017

Meer informatie over de hulpverleningszones kan je terugvinden in:

Snelste adequate hulpverlening

Dit principe betekent dat het brandweerkorps dat het snelst op de plaats van een schadegeval kan zijn, tussenkomt. Vroeger was het enkel het territoriaal bevoegde brandweerkorps dat tussenkwam, ongeacht of een ander brandweerkorps eigenlijk sneller op de plaats van het incident kon zijn. Het principe van snelste adequate hulp wordt al sinds 2007 in de praktijk toegepast.

In 2012 is een Koninklijk Besluit aangenomen dat de minimale voorwaarden van de snelste adequate hulp en van de adequate middelen bepaald. De prezones en hulpverleningszones hebben tot 31 december 2017 om de nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan de voorwaarden voorzien in dit Besluit.

Wettelijke basis

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Een Koninklijk Besluit over de minimale normen voor de persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen verplicht de brandweerzones de nodige beschermingsmiddelen aan te kopen en ter beschikking te stellen van hun brandweermensen, in functie van de interventie en van het risico dat de interventie inhoudt. Dit is een zeer belangrijke tekst die de hulpverleningszones eindelijk verplicht de adequate beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen van hun brandweermensen.

De individuele basisuitrusting (die afhankelijk van het soort interventie aangevuld kan of moet worden met een bijkomende uitrusting) is de brandweerkledij die bestaat uit:

  • een beschermende vest en broek
  • interventieschoenen
  • een brandweerhelm met lamp
  • beschermende handschoenen
  • een positioneringsriem en/of gereedschapsriem vullen deze kledij aan

Naargelang de risico’s, zijn ook twee varianten op de individuele basisuitrusting voorzien:

  • de technische uitrusting die beter geschikt is bij niet-brandinterventies
  • de interventiekledij dringende medische hulp

Wettelijke basis

  • Koninklijk Besluit van 30 augustus 2013 tot vaststelling van de minimale normen betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en collectieve beschermingsmiddelen. - B.S. 19/09/2013 - addendum 11/12/2013

Risicoanalyse

De hulpverleningszones moeten een meerjarenbeleidsplan en een operationeel organisatieschema opstellen, rekening houdend met de risico’s in hun zone. De eerste stap hierbij is het opstellen van een risicoanalyse.

We onderscheiden twee soorten risico’s:

  • terugkerende risico’s zijn gebaseerd op statistieken van incidenten uit de afgelopen jaren. Het gaat hierbij om het aantal branden, dringende geneeskundige interventies en andere dringende en niet-dringende interventies. Hieruit kunnen o.a. risicogebieden afgeleid worden, zoals straten met veel oude gebouwen of industrie.
  • punctuele risico’s zijn natuurlijke, industriële of maatschappelijke risico’s, risicogebouwen of risico’s m.b.t. transport. Enkele voorbeelden hiervan zijn waterlopen, chemische bedrijven, massamanifestaties, ziekenhuizen en spoorwegen.

In het Koninklijk Besluit over de risicoanalyse is vastgelegd hoe de risicoanalyse gemaakt moet worden. Ze moet behalve een beschrijving van het grondgebied steeds een inventaris en evaluatie van de risico’s op het grondgebied van de hulpverleningszone bevatten. Dit wordt aangevuld met kaartmateriaal en de middelen die de zone voorziet om aan deze risico’s tegemoet te komen. De uiteindelijke doelstelling van deze risicoanalyse is om zoveel mogelijk risico’s af te dekken door de locatie van de posten, het materieel en de rekrutering van beroepspersoneel en vrijwilligers hierop af te stemmen.

Wettelijke basis

  • Koninklijk Besluit van 14 oktober 2013 tot vaststelling van de inhoud en de minimale voorwaarden van de risicoanalyse bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. - B.S. 30/10/2013 - Update 10/2014

De zoneraad

De zoneraad bestaat uit alle burgemeesters van de gemeenten van de zone. De burgemeester is van rechtswege lid van de raad.
Binnen de zoneraad heeft elke burgemeester één stem, behalve bij stemmingen over de begrotingsopmaak, wijzigingen aan de begroting en de jaarrekeningen. In deze gevallen heeft elke burgemeester een evenredig aantal stemmen met de dotatie van zijn/haar gemeente aan de zone. Een koninklijk besluit van 10 juli 2013 legt de berekeningsmodaliteiten vast van het aantal stemmen waarover een zonale adviseur beschikt binnen de raad van de hulpverleningszone.
Een koninklijk besluit van 28 februari 2014 bepaalt bovendien de voorwaarden waaronder een zonale adviseur van een hulpverleningszone die omwille van een handicap zijn/haar mandaat niet alleen kan uitoefenen, zich kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.

De gemeenteraadsverkiezingen zullen een impact hebben op de hulpverleningszones en haar organen.

Impact van de gemeenteraadsverkiezingen op de hulpverleningszones

1) Samenstelling van de organen

Moeten opnieuw samengesteld / aangeduid worden

  • Zoneraad
  • Zonecollege
  • Voorzitter van zoneraad en zonecollege

De nieuwe organen van de zone dienen alle beslissingen die door de oude organen werden genomen, uit te voeren. Tenzij de nieuwe zoneraad bijvoorbeeld niet akkoord gaat met een retributiereglement, arbeidsreglement, of elke andere beslissing, zoals aangenomen door de oude zoneraad, is het niet de bedoeling dat nieuwe reglementen worden aangenomen.

Artikel 28 van de Wet van 15/05/2007 betreffende de civiele veiligheid bepaalt dat het mandaat van de leden van de zoneraad aanvangt de eerste werkdag van de derde maand na de datum van het aantreden van de nieuwe gemeenteraadsleden, tenzij zij rechtsgeldig vroeger bijeengeroepen zijn of ten laatste de eerste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden.

Als de gemeenteraden pas hernieuwd worden in januari 2019, zou dit betekenen dat het mandaat als zoneraadslid pas start op de eerste werkdag van april 2019. Dat is geen wenselijke situatie. Om de werking van de zone niet lam te leggen, raden wij ten zeerste aan dat de zoneraad in haar nieuwe samenstelling vroeger bijeen komt, dit volgens artikel 28 van de Wet van 15/05/2007 die bepaalt : tenzij zij rechtsgeldig vroeger bijeengeroepen zijn”.

In dit geval moet de zoneraad samengeroepen worden door het zonecollege in zijn oude samenstelling. Het is belangrijk dat het college (oude samenstelling) hier zijn verantwoordelijkheid opneemt.

Indien er een betwisting zou zijn omtrent de verkiezingsuitslag, is de situatie anders. Het mandaat van de zoneraadsleden vangt dan aan ten laatste de eerste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden.

De actuele zoneraadsleden blijven aan tot de installatie van de nieuwe zoneraad, ook als zij geen burgemeester meer zijn (zie art 28, 2de lid van de wet van 15/05/2007 : ‘De leden van de zoneraad blijven hun mandaat uitoefenen tot de installatie van de nieuwe raad’).

Op de eerste vergadering van de nieuw samengestelde zoneraad wordt dan overgegaan tot het verkiezen van de leden van het nieuwe zonecollege (art. 55 en 57 van de Wet van 15/05/2007). Het verkiezen van de leden van het college kan plaatsvinden in openbare zitting en dient te gebeuren bij volstrekte meerderheid van de stemmen.

Bij de overgang van de prezones naar de zones werd door FOD Biza aangeraden om hieropvolgend de vergadering van de zoneraad even te schorsen, zodat het zonecollege kon samengeroepen worden en vergaderen. Na deze vergadering van het college hernam dan de vergadering van de raad.

Tijdens de collegevergadering kon dan o.a. de voorzitter van het college en de raad worden aangeduid (art. 57 van de Wet van 15/05/2007). Hierdoor kon de vergadering van de raad hierna weer worden hernomen, en konden een aantal raadsbeslissingen dan ook rechtsgeldig worden genomen. Deze soepelheid in de toepassing van de regels was mogelijk omdat er in de prezone nog geen zonale mandatarissen waren. Dit zal dus niet het geval zijn in de actuele situatie.

Inderdaad, het mandaat van de oude leden van het college loopt af de dag na de verkiezing van de nieuwe leden (art. 57, voorlaatste lid van de Wet van 15/05/2007). Pas minimaal een dag na de vergadering van de raad waarop de leden van het college worden gekozen, kan er dus een collegevergadering plaatshebben in de nieuwe samenstelling.

Op deze eerste vergadering van het nieuw samengestelde college, wordt dan de nieuwe voorzitter aangewezen (art. 57, derde lid van de Wet van 15/05/2007).

Het is belangrijk dat niet wordt gewacht met deze verkiezing. Het is immers de voorzitter die de briefwisseling van de zone ondertekent.

Pas hierna kan dan een nieuwe raadsvergadering plaatsvinden.

2) Het vastleggen van de gemeentelijke dotaties

De zoneraad moet een akkoord bereiken over de gemeentelijke dotaties, die moeten gestemd zijn in de gemeenteraad vóór 1 november 2018 (art. 68, §2 van de Wet van 15/05/2007).

De begroting van de zone moet ten laatste in oktober 2018 gestemd worden (art. 89 van de Wet van 15/05/2007).
Aangezien de verkiezingen vallen op 14 oktober 2018, zal het niet meer mogelijk zijn om het aannemen van de gemeentelijke dotatie door de nieuwe zoneraad te laten doen. Dit betekent dat de oude gemeenteraden nog een akkoord zullen moeten bereiken over de gemeentelijke dotaties, bij gebreke waarvan de gouverneur zal moeten overgaan tot het vaststellen van de dotatie van elke gemeente (art. 68,§3 van de Wet van 15/05/2007).

Inzake financiële zaken is er in de zoneraad een gewogen stemrecht. Elk lid heeft normaal één stem, tenzij voor financiële zaken, waarvoor de leden beschikken over een gewogen stem in verhouding tot de dotatie van zijn/haar gemeente. Het gewogen stemrecht zal dus wijzigen en moeten worden vastgelegd door de nieuwe zoneraad, doch niet als gevolg van de gemeenteverkiezingen maar louter als gevolg van de jaarlijkse noodzaak tot vaststelling van de (eventueel veranderende ten aanzien van het vorige jaar) gemeentelijke dotaties.

3) Het meerjarenbeleidsplan en het operationeel organisatieschema

Het is belangrijk op te merken dat door de zone een nieuw meerjarenbeleidsplan zal moeten worden opgemaakt. Het eerste meerjarenbeleidsplan werd opgemaakt naar aanleiding van de start van de zones, en doordat de ambtstermijn van de burgemeesters minder dan zes jaar bedroeg, werd het plan opgemaakt voor de resterende duurtijd van hun ambtstermijn (art. 23 van de Wet 15 mei 2007). Het nieuwe meerjarenbeleidsplan zal voor een duur van zes jaar worden opgesteld.

Het operationeel organisatieschema (art. 22/1 van de Wet 15 mei 2007) wordt opgesteld voor dezelfde duur ervan. Er zal dus ook een nieuw operationeel organisatieschema moeten worden opgemaakt. De twee documenten zijn gelinkt. Het operationeel organisatieschema vermeldt immers alle elementen die verbonden zijn aan de op organisatie van de zone en heeft als publiek de operationele en administratieve leden van de zone. Het meerjarenbeleidsplan is voornamelijk gebaseerd op de strategische doelstellingen van de zone en adresseert zich voornamelijk tot de leden van de raad. Deze twee documenten zijn complementair en laten toe om een goed overzicht op de zone te hebben.

4) Tuchtprocedures

Er moet opgelet worden bij lopende tuchtprocedures. Immers, artikel 269 van het KB administratief statuut bepaalt dat het lid van het college of raad dat niet aanwezig was gedurende alle hoorzittingen voor het college of de raad, naargelang het geval, niet mag deelnemen aan de beraadslaging, noch deelnemen aan de stemming over de uit te spreken tuchtstraf.

Er moet dus op gelet worden dat de lopende tuchtprocedures afgesloten worden en / of dat er eventueel gewacht wordt tot de nieuwe raden en colleges in plaats zijn gesteld om een nieuwe tuchtprocedure op te starten (dit alles met respect voor de termijnen van de tuchtprocedure).

Wettelijke basis

  • Koninklijk Besluit van 10 juli 2013 betreffende de berekening van het aantal stemmen waarover een zoneraadslid beschikt in de raad van de hulpverleningszone. - B.S. 25/07/2013 - Update 12/2015
  • Koninklijk Besluit van 28 februari 2014 betreffende de voorwaarden waarvoor een zoneraadslid van een hulpverleningszone die, ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, zich voor de uitoefening van dit mandaat kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. - B.S. 15/04/2014 - Update 10/2014

Personeelsbeleid van de hulpverleningszones

Een Koninklijk Besluit bepaalt de minimale administratieve en operationele functies die het organigram van de zone moet bevatten om het beheer van de zone te verzekeren en om de in het meerjarenbeleidsplan gedefinieerde doelstellingen te bereiken.

De hulpverleningszones worden aangespoord om de middelen onder elkaar te verdelen en om contacten te leggen met andere instanties (gemeenten, provincie, politiezone) om van alle nuttige diensten te kunnen genieten en, in het bijzonder van een administratieve ondersteuning, tegen geringe kosten.

Wettelijke basis

Beschikbaarheid vrijwilligers - Update 19/02/2019

RSZ vrijstelling vrijwillige ambulanciers niet-brandweerman

Met het KB van 17 december 2017 tot wijziging van artikel 17quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders werd een nieuwe regel inzake de betaling van sociale zekerheidsbijdragen voor de vrijwillige personeelsleden van de zones toegevoegd.
De bestaande vrijstelling van de sociale zekerheidsbijdragen waarvan de vrijwillige brandweerlieden en de zone genieten binnen de voorwaarden van artikel 17quater van het KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, werd uitgebreid naar de vrijwillige ambulanciers niet-brandweerman (en ook naar de vrijwilligers van de Civiele Bescherming en de vrijwillige ambulanciers van ambulancediensten buiten de hulpverleningszones).
Deze regeling treedt in werking op 01.01.2018. De sociale secretariaten werden hierover al door de RSZ geïnformeerd.

Voor de vrijwillige brandweerlieden blijft de regeling inhoudelijk dezelfde zoals deze nu geldt. De uitzonderlijke prestaties die altijd vrijgesteld zijn van RSZ-bijdragen, worden nu duidelijk omschreven in artikel 17quater, door verwijzing naar het KB van 10.06.2014 tot bepaling van de opdrachten en taken van civiele veiligheid uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen.

In deze link zal u de instructies van de RSZ vinden.
https://www.socialsecurity.be/employer/instructions/dmfappl/nl/latest/intermediates#intermediate_row_bfafa352-7458-4d51-a36b-3da673be6e5d.

Via deze link zal u de tekst van het KB van 17.12.2017 en het verslag aan de Koning vinden.
http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2017121716&table_name=wet

De RSZ is de bevoegde dienst voor de sociale zekerheid en de technische instructies inzake invullen van de DMFAPPL.


Rechtshulp

Het personeelslid van de zone dat gedagvaard wordt voor handelingen die gedaan werden bij de uitoefening van zijn/haar functies, geniet rechtshulp van een advocaat ten laste van de zone. Dit personeelslid geniet eveneens van een vergoeding ten laste van de zone van de tijdens zijn/haar functies geleden schade aan goederen. Een koninklijk besluit bepaalt de voorwaarden waaronder de rechtshulp en de vergoeding van goederen ten laste genomen worden door de hulpverleningszone.

Wettelijke basis

Meerjarenbeleidsplan en operationeel organisatieschema van de hulpverleningszones

Twee Koninklijke Besluiten hebben betrekking op respectievelijk het meerjarenbeleidsplan en het operationeel organisatieschema. Het meerjarenbeleidsplan bevat de visie voor een hulpverleningszone voor zes jaar, onder andere op het vlak van prioriteiten, personeelsbeleid, middelen en posten. De zoneraad stelt dit document op.

Het operationeel organisatieschema bevat de meer concrete doelstellingen, prioriteiten en de praktische werking van een hulpverleningszone, om aan het meerjarenbeleidsplan te kunnen voldoen. De zonecommandant stelt het organisatieschema op.

Wettelijke basis

Samenwerking met de provincie en inwerkingtredingsbepalingen (wet & KB’s)

Dit koninklijk besluit beoogt 3 zaken:

  • Uitvoering van artikel 21/1 van de wet van 15 mei 2007: dit artikel voorziet dat de zone een partnerschapsovereenkomst met de provincie kan tekenen zodat de provincie bepaalde opdrachten voor de zone kan uitvoeren. De modaliteiten van deze overeenkomst worden bepaald door de Koning.
  • De datum van inwerkingtreding van een aantal reeds genomen koninklijke besluiten aanpassen aan de wijziging van artikel 220 van de wet, zodat zij in werking treden op dezelfde datum als de oprichting van de zones.
  • De inwerkingtreding regelen van de artikelen van de wet die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de zones vanaf 1 januari 2015.

Wettelijke basis

De overdracht van goederen

Het koninklijk besluit wil zowel een model van inventaris van deze goederen aanleveren, als de schattingsregels voor deze zelfde goederen vastleggen.

Deze schattingsregels verschillen naargelang deze goederen roerend, dan wel onroerend zijn.

Wettelijke basis

Financiering en Boekhouding van de hulpverleningszones

De financiering van de hulpverleningszones

De zones worden gefinancierd door:

  1. de dotaties van de gemeenten van de zone;
  2. de federale dotaties;
  3. de eventuele provinciale dotaties;
  4. de vergoedingen van de opdrachten waarvan de Koning de terugvordering machtigt;
  5. diverse bronnen.

De hulpverleningszones kunnen ook federale subsidies krijgen in 2015 voor de aankoop van materieel.

  • Koninklijk besluit van 6 december 2015 tot bepaling van de voorwaarden van subsidies aan de prezones en aan de hulpverleningszones voor de aankoop van materiaal of het gebruik van een licentie noodzakelijk voor het uitoefenen van hun opdrachten van civiele veiligheid. - (B.S. 17/12/2015) - Update 12/2015
  • Ministeriële omzendbrief van 27 oktober 2015 betreffende het ontwerp van koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden van subsidies aan de prezones en aan de hulpverleningszones voor de aankoop van materiaal of het gebruik van een licentie noodzakelijk voor het uitoefenen van hun opdrachten van civiele veiligheid

Wettelijke basis

Nuttige documenten

De boekhouding van de hulpverleningszones

Een koninklijk besluit bepaalt de budgettaire en boekhoudkundige regels die de boekhouding van de hulpverleningszones moeten regelen.

Wettelijke basis

Trimestriële rapportage

Taakverdeling en opdrachten van de hulpdiensten

Een Koninklijk Besluit van 10 juni 2014 wijzigt de taakverdeling tussen de brandweer en de Civiele Bescherming. Hierbij is er optimaal rekening gehouden met de complementariteit van deze twee hulpdiensten. De brandweer staat in voor de basisopdrachten van de civiele veiligheid, terwijl de Civiele Bescherming de langdurige en gespecialiseerde interventies voor haar rekening neemt. De mogelijkheid wordt gelaten aan hulpverleningszones om, door middel van een samenwerkingsovereenkomst, ook voor een aantal van de basisopdrachten een beroep te doen op een andere hulpverleningszone of op de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. Dit als andere middelen nodig zijn dan de minimale middelen, zoals voorzien in bijlage 1 van het Koninklijk Besluit tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de snelste adequate hulp en van de adequate middelen.

Wettelijke basis

Overigens herinnert een omzendbrief van 1 oktober 2014 de opdracht van de hulpverleningszones om de continuïteit van de opdrachten inzake dringende geneeskundige hulp te verzekeren.

Brandpreventie

Het Koninklijk Besluit van 19 december 2014 tot vastlegging van de organisatie van de brandpreventie in de hulpverleningszones bepaalt de hoofdtaken van de brandpreventie : sensibiliseren, advies verlenen en controleren. De zones moeten in eerste instantie de burger informeren en bewust maken van de mogelijke gevaren. Dat doen ze via onder meer preventiecampagnes, infosessies en opendeurdagen. Behalve sensibiliseren moeten de zones ook brandpreventieadvies geven. Dat advies is altijd vrijblijvend. Burgers, architecten, overheden, … kunnen specifieke inlichtingen vragen. Brandpreventiecontroles vinden slechts plaats in het kader van een eventueel overheidsoptreden of ter voorbereiding van een overheidsbeslissing zoals het toekennen van een vergunning of het sluiten van een gebouw. De hulpverleningszones dienen eveneens een actieplan op te stellen waarin ze hun toekomstige brandpreventie-initiatieven opnemen en hun beleid vastleggen. Het actieplan wordt afgestemd op de kadernota van de FOD Binnenlandse Zaken.

Wettelijke basis

Opvorderingen

Overeenkomstig de wet betreffende de civiele veiligheid kunnen de minister van Binnenlandse Zaken, een burgemeester, een zonecommandant of hun respectievelijke afgevaardigden personen of zaken opvorderen, met name in het kader van crisissituaties en het beheer van grote evenementen. Dit kan enkel als de bevoegde openbare diensten niet beschikbaar zijn en als er te weinig middelen zijn. In het verleden heerste er vaak verwarring over wanneer en hoe dit moet gebeuren. Het Koninklijk Besluit van 25 april 2014 verduidelijkt de draagwijdte, de voorwaarden, het statuut van de opgevorderde personen en de vergoeding in geval van een opvordering.

Wettelijke basis

Opleiding

De opleiding, en in het bijzonder de voortgezette opleidingen, vormen een essentieel element van de hervorming.

Op 03/03/2016 zijn de experten van het Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid gestart met een tour van de brandweerscholen. Tijdens deze infosessies lichten zij het nieuwe KB opleidingen en de nieuwe brevetopleidingen toe. De begeleidende presentatie “Voorstelling KB opleiding” kan u hier terugvinden.

Wettelijke basis

Je hebt als beroeps- of vrijwillig personeelslid een aantal rechten en verplichtingen op het vlak van (voortgezette en permanente) opleiding.

Meer details: art. 148-151 administratief statuut, FAQ opleiding - Update 30/06/2022 - en in het onderdeel opleiding en retex van deze website

De eerste referentieperiode met betrekking tot de 5 – jarige cyclus voor voortgezette opleiding is van start gegaan op 1 januari 2019 en loopt ten einde op 31 december 2023. De juridische directie heeft de vragen verzameld die door de verschillende zones werden gesteld met betrekking tot voortgezette opleiding en de mogelijke implicaties en consequenties voor de personeelsleden bij het aflopen van de referentieperiode, evenals de antwoorden daarop. U kan ze via deze link vinden:

Meer details: art. 150 en art. 302 administratief statuut, FAQ Voortgezette opleiding

Omzendbrief betreffende het einde van de referentieperiode inzake de voortgezette opleiding voor de operationele personeelsleden van de hulpverleningszones. Omzendbrief

Statuut van het administratief personeel – uitvoering van artikel 207 van de wet

Artikel 207 van de wet geeft de administratieve personeelsleden overgedragen van de gemeente naar de zone, de mogelijkheid om onderworpen te blijven aan de bepalingen van hun oude gemeentelijk statuut.

Het Koninklijk Besluit bepaalt dat deze keuze betrekking heeft op:

  • ofwel de geldelijke bepalingen en de sociale voordelen
  • ofwel het gemeentelijk verlofstelsel
  • ofwel beide.

Voor het administratief personeel heeft de Koning enkel een bevoegdheid voor de vaststelling van welke bepalingen vallen onder de keuze voor het oude statuut zoals bepaald in artikel 207 van de wet. De zone beschikt volgens artikel 106, derde lid van de wet over de bevoegdheid tot het vaststellen van het statuut voor het administratief personeel statuut (hierbij inbegrepen de noodzakelijke overgangsmaatregelen en eventuele garanties voor verworven rechten).